Theorie

Het schoolse leren kan niet zonder sociaal emotioneel leren (SEL). Door SEL leer je omgaan met jezelf en anderen. SEL werkt preventief, door een positieve en veilige sfeer op de school kun je bijvoorbeeld pesten voorkomen.

 

Sociaal emotioneel leren is het proces waarbij leerlingen noodzakelijke kennis, attituden en vaardigheden verweren en toepassen, zodat ze beter kunnen omgaan met zichzelf en anderen.

SEL is daarentegen iets anders dan de sociaal-emotionele ontwikkeling (SEO). Een kind maakt een ontwikkeling door op verschillende terreinen: taalontwikkeling, motorische ontwikkeling en dus ook binnen de sociaal- emotionele ontwikkeling. Bij SEO zie je dus een groei en SEL is het proces dat de SEO ondersteunt.

 

SEL in de context waarin het kind opgroeit

SEL-competenties

In de binnenste cirkel van bovenstaande afbeelding staan vijf competenties. Deze kun je onderverdelen in ik-, jij- en wij-competenties.

De ik-competenties richten zich vooral op:

  • Het herkennen van de signalen van ons lichaam.
  • (Emotie)taal gebruiken om emoties te controleren of te doven.
  • Strategieën inzetten om beter om te gaan met heftige emoties.

 

De jij-competenties gaan vooral over:

  • Empathie
  • Lichaamstaal
  • Sociale vaardigheden

 

Bij de wij-competenties komen ‘ik en jij’ samen, het gaat om keuzes maken. Keuzes die goed zijn voor jou en voor de ander. Het gaat eigenlijk om morele competenties, ze verwijzen dan ook naar:

  • Normen en waarden
  • Morele vraagstukken
  • Probleem oplosvaardigheden

Positieve punten SEL

  • SEL draagt bij aan de totaalvorming van kinderen.
  • SEL is van invloed op het welzijn.
  • SEL zorgt voor minder probleemgedrag.
  • SEL zorgt voor betere resultaten.
  • SEL verlegt de aandacht van curatie naar preventie.
  • SEL zorgt voor een inclusieve klas.
  • SEL heeft economische waarde.
  • SEL verbindt school met ouders.
  • SEL en leraren vormen een goede combinatie.
  • SEL zorgt voor resultaat.

 

SEL-competenties

Er zijn vijf competenties, deze zijn ook terug te vinden in de cirkel.

 

  1. Besef van zichzelf

Het verwijst naar de bewuste kennis die een leerling van zichzelf heeft. De nadruk ligt op de emotie. Een leerling met zelfbesef kan lichaam en gevoel aan elkaar koppelen. Het gedrag dat bij deze competentie hoort kenmerkt zich als volgt:

  • De leerling vertelt dat hij zich lichamelijk (niet) prettig voelt.
  • De leerling gebruikt een gevoelswoord om aan te duiden hoe hij zicht voelt.
  • De leerling kan binnen een basisemotie nuances aanbrengen door het gebruik van verschillende emotiewoorden.
  • De leerling durft in het bijzijn van deren te vertellen hoe hij zich voelt.
  • De leerling kan vertellen waar hij wel/niet goed in is.
  • De leerling kan succes en falen in het schoolwerk verklaren.
  • De leerling vertelt met trots en zelfvertrouwen over zijn successen.

 

  1. Zelfmanagement

Het gaat hierbij om het controleren van je gedachten en handelingen, daardoor kan een strategie worden bedacht en worden ingezet om een mogelijk probleem effectief en doelgericht op te lossen. Het gedrag dat bij deze competentie hoort kenmerkt zich als volgt:

  • De leerling herkent en benoemt emoties.
  • De leerling legt uit hoe emoties, gedachten en gedrag samenhangen.
  • De leerling herkent gedragstekens (oorzaak-gevolg).
  • De leerling gebruikt technieken om impulsief gedrag te voorkomen.
  • De leerling gebruik technieken om zichzelf te kalmeren als situaties escaleren.
  • De leerling weet wat zijn gedrag bij de ander teweegbrengt.
  • De leerlingen kan zijn aandeel in een uit de hand gelopen situatie benoemen.

Uit onderzoek is gebleken dat het hardop verwoorden van je gedachten een goede strategie is die kan bijdragen aan een beter zelfmanagement. Door taal kun je de neiging tot impulsief gedrag onderdrukken.

 

  1. Besef van de ander

Het gaat om de wetenschap dat gevoelens, gedachten en het gedrag van de ander kunnen verschillen of overeenkomen met je eigen gevoelens, gedachten en gedrag. Je hebt altijd de keuze om je eigen gedrag aan de ander aan te passen. Het gedrag dat bij deze competentie hoort kenmerkt zich als volgt:

  • De leerling kan verschillen en overeenkomsten met andere leerlingen noemen.
  • De leerling vraagt aan de ander hoe hij/zij zich voelt en wat hij/zij denkt.
  • De leerling is geïnteresseerd in wat een ander kind bezighoudt.
  • De leerling (h)erkent en benoemt de emotie van de ander.
  • De leerling kiest ervoor zijn gedrag aan de ander aan te passen.
  • De leerling snapt de non-verbale uitingen van de ander.
  • De leerling kan redeneren vanuit het perspectief van een ander.
  • De leerling staat op tegen pesten en sociale uitsluiting.

 

Empathie is het vermogen om connecties met anderen aan te gaan/te maken, doordat je je inleeft in de gevoelens en gedachten van anderen. Die informatie gebruik je om je eigen gedrag te sturen, zonder jezelf daarbij te vergeten. Empathie kent drie vormen:

  • Cognitieve empathie: perspectief kunnen nemen.
  • Emotionele empathie: aanvoelen wat de ander voelt.
  • Empathic concern: empathie die leidt tot actie.

 

  1. Relaties hanteren

Bij relaties hanteren gaat het om de vaardigheid om in verschillende contexten op constructieve en positieve wijze sociaal gedrag te kunnen tonen. Het gaat om relaties aangaan, onderhouden en het voorkomen van uitsluiting en probleemgedrag. Het weerstaan van sociale druk en het oplossen van problemen horen hier ook bij. Het gedrag dat bij deze competentie hoort kenmerkt zich als volgt:

  • De leerling laat een variëteit aan sociale vaardigheden zien.
  • De leerling is vaardig in het leggen van contacten.
  • De leerling heeft één of meerdere vrienden/vriendinnen.
  • De leerling hanteert de normen van de groep, maar kan ook voor zichzelf en anderen opkomen.
  • De leerling kan problemen op een sociaal aanvaarde manier oplossen.

Soms laat een kind niet het gewenste sociale gedrag zien. Er zijn twee opties waardoor dit kan komen:

  • De leerling kan het niet. Hij heeft de motivatie wel, maar de kennis niet.
  • De leerling wil het niet. Hij heeft de kennis wel, maar de motivatie niet.

Beide problemen vragen om een eigen aanpak.

 

  1. Keuzes maken

Keuzes maken betekent dat je de kennis, vaardigheden en attitudes inzet om in diverse sociale contexten verantwoordelijke keuzes te maken voor jezelf, de ander en de omgeving. Het gedrag dat bij deze competentie hoort kenmerkt zich als volgt:

  • De leerling weet welke normen en waarden er gelden in een specifieke schoolsituatie.
  • De leerling handelt op een sociaal aanvaardbare wijze naar de geldende normen en waarden.
  • De leerling gebruikt morele emoties op een juiste wijze.
  • De leerling kan een kwestie vanuit een moreel standpunt bekijken.
  • De leerling neemt moreel aanvaardbare beslissingen.
  • De leerling lost op constructieve wijze problemen op (Kerpel, 2017).

 

Onder het kopje ‘SEL in relatie tot passendonderwijs’ en ‘SEL en preventief handelen’ zijn nog stukjes theorie te lezen over dit thema in relatie tot passend onderwijs en preventief handelen.

 

Toepassen stage

In mijn stageklas zitten veel leerlingen in de fase van de ik-competenties. De leerlingen hebben besef van zichzelf. Daarentegen hebben een aantal leerlingen nog wel moeite met het zelfmanagement. Niet iedereen vertoont doelgericht gedrag. Ook weet niet iedereen wanneer hij/zij hulp moet vragen en wanneer niet. Hierin worden leerlingen wel begeleid. Er wordt vaak besproken wat leerlingen moeten doen als er iets is en dat ze altijd bij juf kunnen komen om hulp te vragen. De jij-competenties hebben veel leerlingen in mijn groep nog niet tot hun beschikking. Veel leerlingen vinden het lastig om zich in anderen in te leven, ze beschikken dus nog lang niet allemaal over het empathisch vermogen. Hierbij gaat het dus om besef van de ander. Daarnaast is het vrienden maken en behouden wel goed in deze klas. Ze weten allemaal heel goed wie hun vrienden zijn en deze relaties zijn constant. Daarnaast is het voorkomen en oplossen van conflicten nog wel eens lastig voor leerlingen. Het oplossen wordt begeleid door de leerkrachten. Ze begeleiden hen in het proces door stapsgewijs het conflict op te lossen. Uiteindelijk wordt ook met de leerlingen besproken hoe ze het de volgende keer kunnen voorkomen. Als laatste beschikken een aantal leerlingen wel over de wij-competenties. Ze zijn eerlijk tijdens het onderhandelen en hebben een goede zelfreflectie. Dit geldt niet voor alle leerlingen. Al deze vaardigheden komen ook terug in de 5 competenties. De leerlingen beschikken dus over verschillende punten uit verschillende competenties. Het is per leerling wisselend wat hun sterke- en zwakke competentie is.

 

Interventies

In mijn stagegroep zit een meisje die in het begin erg op zichzelf was en nooit bij ons kwam. Als er iets gebeurde wat ze niet leuk vond, bleef ze hier alleen mee rond lopen. Ouders gaven aan de ze dit ook aan haar konden merken thuis, ze bleef er mee rond lopen en kon het lastig los laten. We hebben vervolgens een kindgesprek met haar gevoerd. Hierin hebben we gevraagd waarom ze het lastig vindt om bij ons te komen. Ze gaf aan dat ze bang is dat andere kinderen dit kinderachtig vinden. We hebben met haar afgesproken dat als er iets is ze altijd mag komen, desnoods na schooltijd als de andere kinderen weg zijn. Hierin hebben wij haar begeleid. We voerden twee keer per week na schooltijd een kort gesprekje met haar. Hoe is het tot nu toe gegaan, zijn er nog dingen gebeurd die je toch had willen melden en zo verder. De laatste tijd gaat het erg goed, ze komt bij ons om hulp vragen indien dat nodig is. Dit krijgen we ook terug van ouders, ze zit zowel thuis als op school beter in haar vel. De ik-competentie ‘weten wanneer je hulp moet zoeken’ heeft zij de afgelopen tijd dus erg sterk ontwikkeld.

 

Daarnaast hadden we laatste twee kinderen die boos op elkaar waren. Beide gaven ze aan dat de ander was begonnen, geen van beide gaf toe wie er nu echt was begonnen. Het eerlijk onderhandelen kwam hier dus niet terug. Ook de zelfreflectie was zwak. We zijn met de leerlingen in gesprek gegaan over hun gedrag en de gevolgen van hun gedrag. Dit om de zelfreflectie en het inlevingsvermogen te verbeteren. Het gaat hier dus om het verbeteren van de jij- en wij-competenties. Sindsdien gaat het langzaam beter. Indien het even niet goed gaat grijpen we terug op dat gesprek. Dit help hen herinneren aan het feit dat zij rekening moeten houden met de gevoelens van anderen. De vraag ‘hoe zou jij het vinden als…’ helpt erg goed om leerlingen zich te laten inleven in een ander. Ze koppelen het dan terug naar zichzelf en koppelen daar hun eigen gevoel aan. Ze komen ze tot de conclusie dat als zij het niet leuk vinden, het ook niet leuk is om bij een ander te doen.

 

SEL in relatie tot passend onderwijs

Scholen besteden vaak veel aandacht aan opbrengstgericht onderwijs. Aandacht voor alleen de leervakken is onvoldoende. Passend onderwijs vraagt ook om aandacht voor sociaal-emotioneel leren.

 

Passend onderwijs vraagt dat alle leerlingen zich veilig en welkom voelen. Dit betekent dat scholen nadrukkelijk aandacht moeten besteden aan SEL. Het gaat om vaardigheden waarmee kinderen zichzelf, hun vriendschappen en hun leren effectief en moreel verantwoord kunnen vormgeven. Het omvat onder andere de volgende vaardigheden:

  • Het herkennen van emoties bij jezelf en de ander.
  • Het managen van heftige emoties.
  • Voor een ander zorgen.
  • Verstandige beslissingen nemen.
  • Gezonde relaties aangaan met anderen.
  • Uitdagende situaties effectief oplossen.

 

Scholen die gericht aandacht besteden aan SEL zien dat leerlingen op sociaal-emotioneel gebied vooruitgaan. Ook de scores op cognitieve testen gaan omhoog (Hogeschool Utrecht, 2015).

 

SEL en preventief handelen

Scholen moeten inzetten op het preventief aanpakken van gedragsproblemen en op gedragsverandering. Voordat je kinderen sociale vaardigheden leert moet je ze emotionele vaardigheden leren. Deze beiden versterken elkaar. Een kind dat leert omgaan met zijn/haar emoties kan beter omgaan met andere kinderen. Daarnaast leren ze onder meer hoe ze rustig en afstandelijk op uitlokkend gedrag kunnen reageren (van den Bogaerdt, 2016).

 

Daarnaast is hierboven bij de theorie ook al wat te lezen over preventief handelen in combinatie met SEL. Ten eerste werkt SEL preventief. Door een positieve en veilige sfeer binnen de klas en binnen de school kun je bijvoorbeeld pesten voorkomen. SEL werkt dus preventief wat betreft pesten.

Daarnaast worden bij SEL strategieën ingezet om beter om te gaan met heftige emoties. Dit voorkomt dus heftige uitbarstingen, ruzies en conflicten die daardoor kunnen ontstaan. Ook zorgt SEL voor minder probleemgedrag en betere resultaten. Als laatste verlegt SEL de aandacht van curatie naar preventie.

 

Eigen visie

Hierboven is de samenhang beschreven tussen passend onderwijs/preventief handelen en SEL (sociaal emotioneel leren. Binnen SEL speelt passend onderwijs een relatief grote rol. Als je wilt dat leerlingen zich veilig en welkom voelen moet je aandacht besteden aan SEL. Daarbij is het belangrijk dat je als leerkracht bovenstaande vaardigheden oefent. Deze staan centraal bij het sociaal emotioneel leren. Door deze met leerlingen te ontwikkelen gaan leren zich veilig en welkom voelen, dat is natuurlijk wat je als leerkracht wil bereiken naar mijn mening. Een groep met leerlingen die zich veilig en welkom voelen. Dit kan uiteindelijk ook zorgen voor een goed pedagogisch klimaat waarin niet gepest en buitengesloten wordt. Op deze manier zou je alweer de link kunnen leggen naar preventief handelen. Daarbij is het belangrijk dat je leerlingen eerst emotionele vaardigheden leert voor je ze sociale vaardigheden leert. Ook hierin is jouw rol als leerkracht van groot belang. Jij bent namelijk degene die ze deze vaardigheden aanreikt en samen met ze ontwikkelt. Ze moeten dus eerst leren omgaan met hun eigen emoties, daardoor kunnen ze uiteindelijk beter omgaan met anderen. Naar mijn mening is het dus belangrijk dat iedere leerkracht de vaardigheden die passend onderwijs staan omschreven met de leerlingen ontwikkelt. Daarnaast is het belangrijk dat iedere leerkracht eerst aandacht besteed aan emotionele vaardigheden voordat hij/zij aandacht besteed aan sociale vaardigheden.

 

Ook mijn eigen handelen is veranderd na het uitwerken van dit thema. Ik probeer door gesprekken met kinderen hun competenties verder te ontwikkelen. Doordat ze van de ik- naar de jij- en wij-competenties groeien. Daarnaast ben ik erg veel bezig geweest met het empathisch vermogen van leerlingen, om dat verder te ontwikkelen.

 

Vanaf nu wil ik die leerkracht zijn die leerlingen helpt in hun ontwikkeling in de vaardigheden die horen bij SEL. Daarbij stel ik eerst de emotionele vaardigheden centraal en pas daarna de sociale vaardigheden. Ik wil hierbij veel met leerlingen in gesprek gaan om ze zo ook bewust te maken van bepaalde vaardigheden/competenties. Dit alles met als doel het ontwikkelen van de emotionele- en sociale vaardigheden. Waardoor uiteindelijk een veilige omgeving ontstaat waarin leerlingen zich veilig en welkom voelen. Zo ben ik bezig met preventief handelen. Een veilige omgeving zorgt namelijk voor minder pestgedrag en minder buitensluitingen.

 

Literatuurlijst

Internetbronnen

Kerpel, A. (2017). SEL – Sociaal-emotioneel leren als basis. Geraadpleegd op 29 januari 2018 via <https://wij-leren.nl/sel-sociaal-emotioneel-leren-als-basis.php>.

 

Hogeschool Utrecht (2015). Sociaal-emotioneel leren. Geraadpleegd op 29 januari 2018 via <https://www.onderwijsweb.hu.nl/Dossiers/Passend%20Onderwijs/Sociaal-emotioneel%20leren>. 

 

Bogaerdt, M. van den (2016). ‘In alle klassen sociaal-emotioneel leren’. Geraadpleegd op 29 januari 2018 via <https://www.vosabb.nl/kees-van-overveld-sociaal-emotioneel-leren/ >.